Mijn zoon wil tegenwoordig een biertje als hij van zijn ‘werk’ komt. Daardoor komt het wel eens voor dat we rond spitsuur bij een kassa staan te scoren. Gisteren nogal letterlijk, want kennelijk 4e in de rij. Althans: volgens de vriendelijke jongedame die al onze boodschappen gratis mee naar huis gaf. Nou kan ik me best een kilo trostomaten, buffelmozzarella, rucola, een fles San Pellegrino, crème brûlée, en wat Belgische biertjes veroorloven, daar niet van. Maar zo met je neus in de boter (oeps, vergeten!) vallen geeft je toch het bijna troostrijke idee een geluksvogel te zijn. Een zondagskind.
Vandaag ging rond etenstijd de deurbel. Normaal doe ik dan niet eens open, maar ik was in een goeie bui en best in voor een uitdaging – want zo voelt dat vaak als goedwillende lieden me iets komen ‘aanbieden’ waarop ik helemaal niet zit te wachten. Bleek het een tot dan toe onbekende buurvrouw te zijn, met een boodschap, in haar hand, van een gemeenschappelijke kennis met een fijne wijnwinkel. Zomaar. Om me blij te maken. Heb netjes gewacht met proeven tot zoonlief op bed lag. Alleen komt de bodem inmiddels aardig in zicht. Gelukkig weet ik dat ik van deze ‘levende’ wijn morgen geen kater zal hebben. – Over een goed begin van je weekend gesproken.
(Bedankt Anna en Maud!)