Er wordt me wel eens gevraagd waarom ik eigenlijk betaald krijg om voor mijn kind te zorgen. Het is toch zeker normaal dat een moeder dat doet? Dan leg ik zo geduldig mogelijk uit dat mijn werk met een moeilijk woord ‘bovengebruikelijke zorg’ heet. Dat het zwaar en verantwoordelijk is, behoorlijk uitputtend zelfs, maar dat ik desondanks, inderdaad vanwege die 1stegraadsfamileband, niet door een CAO of strakke taakomschrijving word beschermd en bij onheil of ziekte ook niet ‘gewoon’ krijg doorbetaald.
Dat ik in de 30 jaar dat ik dit al dan niet bezoldigd doe nul pensioen opbouwde en soms even helemaal geen inkomen heb omdat ik alles al verkoos uit te geven aan – veel duurdere – zorg van buitenaf. Dat ik in dat geval nog steeds de nodige mantelzorg zal moeten blijven verlenen, want toereikend voor álle zorg is een PGB meestal niet. Je kunt er ook niet van op vakantie – voor zover dat begrip, net als ‘weekend’ en ‘nachtrust’ nog in je verzorgende vocabulaire voorkomt dan. Maar wel heel fijn dat het bestaat. Dat mag u aan wie u maar wilt doorvertellen.
Want zonder die eigen regie van het PGB zat ik er als non-stop zorgverlener nu allang en breed doorheen en lagen mijn zoon en ik vermoedelijk allebei ergens in een instellingsbed – naar een mix van urine en Dettol te meuren – of inmiddels onder de groene zoden. Leven en laten leven, wil ik maar zeggen. Geld maakt niet fit en niet gezond van lijf en leden. En ook niet vrij van geest, noch gelukkig van gesternte: dat moet je zijn gegeven.
Geef een reactie