Een vrolijke jongemeidenstem vertelde dat mijn zoon de week erop niet kon komen logeren. Een mede-medewerker van de locatie testte positief, vandaar. Mooi. Alleen komt hij daar sinds corona al niet meer. En van kennelijk toch weer ingeplande reserveringen had ik helemaal geen bericht ontvangen. Ook goedemorgen.
Mijn verzekeraar wilde weten wat ik in die speciale rolstoelfietsstalling ging opslaan. En foto’s, om de dekking te kunnen beoordelen. Van eventuele toekomstige schade, vermoed ik.
De gemeente zag niet bestaande beren op de openbare weg. En gaat mijn ‘zinloze’ vergunningaanvraag buiten behandeling stellen als ik die niet binnen de gestelde termijn zelf intrek. Mannenlogica, vrees ik.
Een klantvriendelijke offerte-aanvraagknop leverde nog niet eens een ruwe prijsindicatie van de beoogde communicatieapplicatie op. Het ongevraagde advies om eerst maar eens een logopedist in de arm te nemen was vast niet badinerend bedoeld.
Het zal wel aan mij liggen. Die megazware coronakilo’s van zoonlief, waardoor we ons met gevaar voor eigen leven wel in levende lijven in herenmodezaken moesten begeven, zijn tenslotte ook aan mijn eigen kookkunsten te wijten. Corona had hier – fingers crossed – tot nog toe goddank geen ene vinger in de pap.
Maar je kon er natuurlijk op wachten. En bij die ene positieve coronatest op zijn voormalige logeerlocatie zal het de komende contactonderzoektestdagen vast niet blijven. Dat kun je op je vingers natellen. Begeleiders hebben ook nog een eigen leven, buiten hun werkplek, buiten de RIVM-richtlijnen. Dat is niet meer en niet minder dan logisch. Net als (yes! eindelijk!) flink aankomen, wanneer je van de een op de andere dag niet meer verteerd wordt door frustratie en willekeurig welke andere zinloze, sneaky stressoren.