Tijd zoals we dat hier op aarde kennen, met vroeger en straks, te laat en tot ooit, bestaat bij de gratie van zwaartekracht. Bij zich in de ruimte voortbewegende volumes: de appel van Newton; die van Adam en Eva wellicht? Maar dat ter zijde.
Niets heerlijker dan wanneer je als kind in de lucht werd gegooid. Schommelen. Op het hoogste punt loslaten om nog iets langer te zweven. Trampolinespringen. Van de duikplank gaan.
De zwaartekracht tijdelijk, enigszins, weten te ontsnappen voelt zo veel beter dan gevangen zitten in de tijd, met je aandacht vastgekleefd aan wat was en aan wat nog moet komen, in plaats van in het moment van gewichtloosheid, waar het verstrijken van tijd voor even geen vat op je heeft. Waar je alleen maar hoeft te zijn. Wie je bent.
Voor kernvak Nederlands had mijn eindexamenklas Wachters van de tijd moeten verklaren. Zelf vond ik het gedicht vooral pijnlijk herkenbaar, maar ook best erg mooi. Het is dat mijn antwoorden niet foutloos genoteerd stonden, anders had ik fluitend een 10 gehaald. De rest zat te zwoegen voor een dikke onvoldoende. Die hadden dan wel geen dyslexie, maar ook geen flauw benul van doorvoelde eenzaamheid. Noch wisten ze hoe lang wachten duurt als het je tijd nog niet is.
Maar wat is er nou troostrijker dan af en toe een voorproefje hier op aarde van hoe hemels het in de gewichtloosheid van het hiernamaals straks, ooit, later is?