Het thema van het songfestival was dit jaar Dare to Dream, de Europese versie van mainstream maakbaarheidscredo ‘Durf te dromen’. Niet bang zijn je kop te stoten aan dat denkbeeldige glazen plafond dus, maar meteen goed doorpakken en voor de hoofdprijs gaan. Niet talmen, niet uitstellen, niet zeuren dat je – ja maar – ongesteld moet worden en dan per definitie niet te genieten bent. Gewoon op zijn Rotterdams de mouwen opstropen en met je handen in de klei. Zoiets moet die buurvrouw vanmorgen tenminste ook gedacht hebben toen ik haar bij wijze van ludieke actie een bos doorgewoekerde bamboe aanbood – waarvan ze net zo min gediend bleek als ik (Madonna!, wat werd die vals).
Toen mijn zoon een paar jaar terug 29 werd organiseerde ik een fout campingfeestje. Slechtste singer-songwriter van Nederland Gerson Main’s gekke liedje ‘Koning van de camping’ had me daartoe geïnspireerd. Songfestivalwinnaar Duncan lijkt ook al – zo vreemd – te zijn beïnvloed door een silly song van hem. Diens ‘ooh-ooh-ooh’ kwam mij tenminste juist genant bekend voor van een cd uit zoonliefs muziekverzameling. Ik geef mijn douze points dan ook aan desbetreffende baldadige balade – en aan die buurvrouw 10 punten voor de moeite.
Zoonlief meent dat ik kan heksen. Niet zozeer vanwege mijn kookkunsten of de huismiddeltjes die ik brouw om ons allebei zo optimaal mogelijk te laten functioneren, maar meer in de zin van op meerdere plaatsen tegelijk kunnen zijn. Dus zowel hier zijn luier verschonen, als daar hup-hup een cd’tje wisselen. Nu. (Nee, niet die!) Het is hem vergeven, hij weet niet beter. Zo gaat het tenslotte al 31 jaar: zijn hele leven. Ik doe alles. Hij doet pogingen me daarin te sturen. Anders is het bij kerels van zijn leeftijd die zich er heel goed van bewust zijn dat ik, bijna bejaarde van het zwakkere geslacht, ze op zowat alle facetten van het leven wel met verve overtref en dat bikkelharde feit niet kunnen verdragen. Dat ik meer ballen heb dan zij ooit kunnen dragen maakt deze types vals en vijandig. Ook zij proberen me aan hun wil te onderwerpen, maar dan vanuit een heel andere motivatie. Daar kunnen ze niets aan doen, het is gewoon een ongelukkige combinatie van biologische factoren en aangeboren karaktertrekken. Flessenkinderen vaak: gewend aan instant satisfaction. Zo van: ik wil jou de baas zijn. Nu. Buigen zal je, slet – of hoer, of, tja: lelijke ouwe heks. Maar dan stiekem, stilletje gedacht. Nooit hardop uitgesproken.
Nee, dan mijn zoon. Die heeft de looks van zijn mediterrane vader en de vechtlust van zijn moeder. Welke fortuinlijke combinatie hem al meermaals het leven redde. Of anders toch het besef dat er veel van hem wordt gehouden. Belangeloos en onvoorwaardelijk. Dat laatste geeft hem dan weer het zelfvertrouwen om best vaak ‘zeer aanwezig’ te zijn. Nou kan niet iedereen die luide communicatiepogingen van hem waarderen, maar dat is alleen maar logisch. We houden tenslotte ook niet allemaal van harde techno- of allemaal van softe soulmuziek. Zijn vaste chauffeur heeft bijvoorbeeld graag een Hindoestaanse zender op staan. Van hem leerde ik dat iets dat in vrouwenoren klinkt als een vijandige aanval of een oorlogsverklaring, eigenlijk niet veel meer is dan mannelijk gebrul.