Terwijl de Nederlandse nieuwsconsument de ene na de andere juicy mediarel als een event lijkt te beschouwen, iets waar je bij moet zijn geweest om een beetje mee te tellen, doen jonge o.a. Afghaanse vluchtelingen de ‘truck game’, ‘train game’, ‘mountain game’, ‘river game’ of ‘pedestrian game’. En doelen Oekraïense strijdkrachten op Russische soldaten, wanneer ze het over de ‘Orks’ tegenover zich hebben op het apocalyptische slagveld van iemands zelfverzonnen militaire bevrijdingsmissie.
Op de vrijmarkt scoorden we onlangs een bijna-retro Brabantia beschuitbus, zonder vieze gebruikssporen maar inclusief originele lift; plus drie, vermoedelijk voormalige hotel-restaurant hoogglans soeplepels met, bij hier al in gebruik zijnd bestek matchend multi-design. Er was nog een vierde kandidaat om gered te worden van de schroothoop door in onze bestekbak te belanden, maar daarvan stond de steel me niet zo aan, of een beetje tegen: het is maar net hoe je het bekijkt.
Wanneer iemand het me moedwillig moeilijk maakt, probeer ik eigenlijk altijd wel de boel meteen om te draaien.
Wat maakte dat iemand zo, zo giftig werd? Zo haatdragend boos, wraakzuchtig, vernietigend vals?
Wat is er gebeurd dat iemand er een geheel eigen logica op na ging houden en zichzelf tegen heug en meug maar blijft voorhouden daar heilig in te geloven? Welk drama is daaraan voorafgegaan? Welk persoonlijk leed?
Vaak kom je dan uiteindelijk uit bij angst. Schaamte en angst.
Nare mensen zijn eigenlijk gewoon bange mensen, die zich daarvoor schamen. Meestal onterecht, maar ja, zo voelt dat dan blijkbaar niet. Kennelijk voelt het juist als De Waarheid. Een overtuiging die dwars door alle redelijkheid en onverzaakbaar moet worden verdedigd.
Dan krijg je bijvoorbeeld het kromme verwijt van afkeuring: ‘Als ik het niet dacht, het gaat weer over geld’ – als je vriendelijk doch dringend vraagt wanneer het nog openstaande bedrag nou eindelijk eens wordt voldaan. Of de gezochte beschuldiging: ‘Ik zag een condoom in je toilettas, ontken het maar niet jij gaat vreemd!’. Of iemand die tevergeefs haar vuilniszak in een volle container probeerde te proppen reageert alle opgestapelde frustratie op jou af – ‘Ik heb zin om je in je bek te spugen, ik doe het hoor!’. En blijkt de tierende automobilist niet zichzelf wel voor zijn kop te kunnen slaan, maar juist jou – die hem, daar in die lange rij voor het rode verkeerslicht, zo ergerniswekkend in de weg stond dat hij je bumper er wel af moest rijden. Voor iemand die bang is voor alles en zichzelf, eigenlijk best logisch. Die moet anderen wel proberen te intimideren en kleineren. Daar zit niets anders op. Of nou ja, niets dat vanzelf komt aanwaaien in ieder geval.
Zoals hier in de straat, waar van de ene op de andere dag het eenrichtingsverkeer omdraaide. Scheurende spookrijders en valse verkeersruzies zijn sindsdien eerder regel dan uitzondering. Dat ging nog verbazingwekkend lang goed, maar van de week was ik toch bijna de sjaak.
De wegpiraat tegenover me bleef met ronkende motor staan waar ie stond, terwijl ik me afvroeg of hij misschien dacht dat ik gek was, in plaats van voor niets en niemand bang. Haast had ik evenmin, wel alle geduld van de wereld. Van mijn part werd me de weg versperd tot de boeman tegenover ons een ons woog. Boeien!
Maar man, wat een ongelooflijk lelijke kop had de bestuurder die, na een bewegingloze, minutenlange patstelling, toch maar een stukje achteruit reed zodat ik mijn weg alsnog kon vervolgen – en hem de verkeerssituatie persoonlijk verhelderen.
‘Dat kan me helemaal niets schelen!’, blafte het heerschap me nog machteloosrood aangelopen toe, voor ik, schouderophalend, mijn raampje weer sloot en sowieso niets meer verstond. Tja, dan houdt het op.
Wellicht werd hij als kind nooit echt gekoesterd, bedacht ik me. Kreeg hij amper warmte of kon hij zijn moeder niet beschermen tegen de vuistslagen van zijn pa. Schaamt hij zich nodeloos voor wat er in zijn jonge jaren met hem is gedaan. Is daar nog steeds nog geen speld tussen te krijgen.
Psychlogisch projecteren is ook mij niet helemaal vreemd. Dan lees ik over de grillen en kuren van wereldleiders en herken meteen mij maar al te bekende patronen: ik groeide op in de wereld van een pathologisch leugenaar, keerde dat de rug toe en kreeg daarna steeds weer nieuwe gewetengestoorden op mijn pad.
Dat is alleen maar logisch. In tegenstelling tot wat meestal wordt aangenomen moet je ‘foute types’ namelijk helemaal niet zo ver als mogelijk van je weg houden, maar juist net zo vaak een verbinding met ze aangaan tot je wél een werkzame manier uitvindt om immuun voor hun egocentrische levensstrategie te worden.
Soms ben je door omstandigheden aan iemand overgeleverd: als minderjarige aan je ouders of wettelijke voogd(en); als volwassene aan je werkgever, of, als je financieel niet (meer) onafhankelijk bent aan je levenspartner. Alles draait hierbij om vertrouwen: ouders beschermen hun kinderen; bazen zorgen voor een veilige werkplek en samen staan partners sterk. De praktijk is alleen weerbarstiger.
Iedereen heeft zo zijn rugzakje, check. De meesten hebben min of meer wel leren dealen met de hun aangedane krenkingen, check. Sommigen daarentegen juist jammerlijk niet. Rancune, afgunst, of domweg zelfhaat – bijvoorbeeld – houdt deze losers dan levenslang in een ijzeren greep. Maar je vrijheid kwijt zijn gun je toch niemand? Check!
Door de ingewikkelde ontwikkelingen rond Oekraïne moest ik terugdenken aan de tijd dat ik nooit helemaal precies zeker wist of ik het nou echt wel helemaal bij het rechte eind had. Kon ik inderdaad vertrouwen op mijn geweten, of leidde ik mezelf ongemerkt om de tuin, terwijl ik meende ‘objectieve’ informatie af te wegen? Was wat ik observeerde niet gewoon wat ik zelf verkoos te willen zien? Werd ik niet ongemerkt beïnvloed door valse beloften waarvoor ik in een onbewaakt moment van zwakte zwichtte? Werkelijk om wanhopig van te worden.
Uiteindelijk kwam het allemaal goed. Van manipulatie en misleiding schiet ik meestal onweerstaanbaar in de lach en leugenaars vind ik dodelijk vermoeiend en vaak ontzettend lastig, maar blijken uiteindelijk vooral meelijwekkend ver de weg kwijt te zijn.
Sommigen vinden het maar niets om ergens op te worden aangesproken. Niet zozeer doorsnee gênante zaken als ‘Je gulp staat open’ of ‘Er zit lippenstift op je tand’. Daarvan is de behulpzaamheidswaarde wel min of meer ingesleten. Hoe anders is dat wanneer expliciet iets wordt benoemd waaraan je eigenlijk helemaal niet wil worden herinnerd. Zo van: ‘Voel je je nu aangevallen ofzo?’. Of, iets minder direct: ‘Goed moment om je hand in eigen boezem te steken misschien?’ Bloedirritant natuurlijk, die rake observaties. Van een boomer. Want meestal betreft het jong, over het paard getild grut. Dat nooit de kans kreeg om wat dan ook te leren incasseren. Uitvluchten uit de mouw schudt als geroutineerde illusionisten.
Maar jezelf voor de gek houden, bijvoorbeeld om niet gek te worden van alle misstanden in de wereld – en niet te vergeten die in je eigenste micro-universum: de waarde van zelfinzicht wordt door kwasilogische leugentjes om bestwil vaak verontrustend effectief, geruststellend overstemd – is van alle tijden en generaties.
Van oudsher zou in liefde en oorlog alles zijn geoorloofd. Alles om maar niet met het grote onbekende te hoeven dealen. Kwasilogica. Little white lies. Vriendjespolitiek. Zelfverloochening.